OVAM publiceert haar verslag over tarieven en capaciteiten van verwerkingsinstallaties
Altijd een interessant verslag
Sinds 1992 publiceert de Vlaamse administratie een gedetailleerde analyse van de verwerking van Vlaams afval en/of afval verwerkt in Vlaanderen, en dat zowel door afvalverbrandingsinstallaties als stortplaatsen.
In het rapport zijn ook tarieven te vinden en interessante conclusies over de werkelijke behoeften in Vlaanderen, rekening houdend met de import en export.
Je kan het rapport "Tarieven en capaciteiten voor storten en verbranden - actualisatie tot 2018" hier terugvinden:
Een van de belangrijkste conclusies is dat er in Vlaanderen een tekort aan verbrandingscapaciteit van bijna 80.000 ton is voor huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval (afval dat onder het Vlaamse HAGBA-plan valt). Dit tekort zou weggewerkt worden door de nieuwe Bionerga-installatie (+110.000 ton) en het opnieuw operationeel worden van de IVM-installatie (+50.000 ton).
Wat stortplaatsen betreft, is er nog voldoende capaciteit aan categorie I-stortplaatsen voor de komende 16 jaar en voor 10 jaar als het over de categorie II-stortplaatsen gaat. In tegenstelling tot Wallonië, dat zich tegen eind 2019 in een rampzalige situatie zal bevinden, heeft Vlaanderen een toekomstvisie voor deze verwijderingsinstallaties.
Twaalf verbrandingsinstallaties
Vlaanderen beschikt over negen installaties voor de verwerking van huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval en drie installaties voor bedrijfsafval. Samen hebben ze een theoretische capaciteit (gebaseerd op de calorische onderwaarde) van 2.226.000 ton, maar in realiteit verwerken ze 2.358.737 ton, waarvan 233.885 ton uit een andere regio of een ander land (52% buitenlands).
Tegelijk exporteert Vlaanderen 197.994 ton naar verbrandingsinstallaties buiten Vlaanderen (45% in het buitenland) en 167.619 ton naar coverbrandingsinstallaties (98% in Wallonië). In totaal wordt dus 365.613 ton in een andere regio of staat verbrand.
Huishoudelijk en gemeentelijk restafval vertegenwoordigt 34% van die hoeveelheid. Bedrijfsafval dat duidelijk als zodanig herkenbaar is, neemt ongeveer 40% voor zijn rekening. Ter herinnering: in Vlaanderen bestaat er, in tegenstelling tot in Wallonië, geen enkele wetgeving die openbare operatoren verplicht tot een publiek-private samenwerking bij de verwerking van bedrijfsafval.
Huishoudelijk afval wordt aangerekend aan 118,25 €/ton (+6,2%), bedrijfsafval met een hoge calorische waarde aan 95,84 €/ton (+0,3%) en bedrijfsafval met een lage calorische waarde aan 131,22 €/ton (+0,9%). Deze tarieven houden geen rekening met de niet-aftrekbaarheid van milieubelastingen in het kader van de vennootschapsbelasting of, in voorkomend geval, van gemeentelijke of provinciale opcentiemen.
Stijging gestorte tonnages
In de vijf categorie I-stortplaatsen in Vlaanderen werd in 2018 in totaal 484.996 ton afval gestort (+6,8%). Deze stijging is voornamelijk te wijten aan de aanvoer van vliegas, asbestafval en verontreinigde gronden. In het verslag wordt vermeld waar deze aanvoer is geleverd. 9% van het gestorte afval in Vlaanderen is afkomstig uit een ander Belgisch gewest. Er is geen buitenlands afval gestort.
Het gemiddelde tarief voor dit type stortplaatsen bedraagt 114,21 €/ton (+3,8%).
De zeven categorie II-stortplaatsen hebben 776.103 ton (+27,1%) gestort. In het verslag wordt voor elke locatie de verhoging toegelicht. Er werd geen buitenlands afval gestort, maar wel 63.749 ton uit Brussel of Wallonië.
Het gemiddelde tarief voor huishoudelijk afval (er wordt nog steeds 15 362 ton gestort) bedraagt 106,21 €/ton (-13%), terwijl dit voor bedrijfsafval 97,21 €/ton (-33%) is. Deze tarieven houden geen rekening met de gemeentelijke of provinciale opcentiemen en de niet-aftrekbaarheid van de vennootschapsbelasting.
Nu over de twee categorie III-stortplaatsen: er werd in 2018 in totaal 1.318 ton gestort, aan een gemiddeld tarief van 45 €/ton.
Reactie toevoegen