Case: Group Op de Beeck M&T – Ecoson
Jaarlijks gaat in de wereld 1,3 miljard ton voedsel verloren, om verschillende redenen. Dat kan gaan van mislukte oogsten en problemen tijdens transport tot afgekeurde voedingsproducten en voedingsoverschotten in supermarkten. Wat gebeurt er met al dat organisch-biologisch afval? Bij Group Op De Beeck M&T – Ecoson zetten ze dit afval om in groene energie die als alternatief voor fossiele brandstoffen kan worden gebruikt.
Group Op de Beeck M&T – Ecoson is gevestigd in de Antwerpse haven, in Kallo. Het bedrijf maakt sinds maart 2022 deel uit van het beursgenoteerde Darling Ingredients. Deze wereldspeler heeft er zich in gespecialiseerd om natuurlijke producten een tweede leven te geven. Daardoor is de groep uitgegroeid tot één van de internationale referenties voor de productie van nutriënten voor humane en dierlijke voeding, en bio-energie op basis van voornamelijk dierlijke bijproducten, maar in toenemende mate ook organisch-biologisch afval.
Groene stroom voor 24.000 gezinnen
Met Group Op de Beeck M&T – Ecoson heeft Darling Ingredients één van de grootste industriële vergisters van België en zelfs Europa in handen. Jaarlijks zamelt het bedrijf zo’n 360.000 ton organisch-biologisch afval in. "We zamelen enkel échte afvalstromen in. Geen mest dus. En ook geen voedergewassen die specifiek voor vergisting worden geteeld of hoogwaardige stromen die afkomstig zijn van de andere kant van de wereld", verklaart Ben Leroy, Business Development & Commercial Manager bij Group Op de Beeck M&T – Ecoson. “Momenteel kunnen we daarvan 230.000 ton zelf omzetten in groene stroom. Goed voor een jaarlijkse productie van 83.500 MWh, genoeg om ca. 24.000 gezinnen een jaar lang van elektriciteit te voorzien. Zelf gebruiken we zo’n 20 à 25% van die energie om de processen op onze eigen site aan te drijven. Het resterende deel injecteren we in het publieke net.”
Investeren in nog meer groene energie
Wat gebeurt er met de overige 130.000 ton organisch-biologisch afval? "Het is voor ons van essentieel belang dat we onze klanten, de industriële producenten van organisch afval, op elk moment te ontzorgen. Daarom doen we voor een deel van het gecontracteerde volume een beroep op andere vergistingsinstallaties in ons netwerk, zodat het ingezamelde afval zeker een duurzame, circulaire toepassing krijgt", vertelt Ben Leroy.
Maar het bedrijf wil met gerichte investeringen haar eigen productiecapaciteit op korte termijn verder verhogen. “Dit jaar nog zullen we de eigen verwerkingscapaciteit van onze vergistingsinstallaties verder optrekken”, doet Ben Leroy uit de doeken. “Los daarvan onderzoeken we eveneens de mogelijkheid om bovenop de bovenstaande volumes ook biomethaan te gaan produceren en te injecteren in het net."
Op de site in Denderleeuw wordt bijkomend nog eens ca. 120.000 ton organisch-biologisch afval omgezet naar groene energie, waaronder ook niet-Vlarema conforme stromen, wat uniek is in Vlaanderen. Bovendien zet het bedrijf steeds meer in op de fijnmazige inzameling van organisch afval bij bedrijven, restaurants, kleine supermarkten, enz. Op deze manier kan nog meer organisch-biologisch afval op een circulaire manier worden gevaloriseerd.
Van meststof tot 'AdBlue'
Naast groene stroom genereert het vergistingsproces ook een reststroom. Dit digestaat kan na meerdere processen worden gevaloriseerd in verschillende eindproducten. “Door het digestaat te centrifugeren, krijgen we een dikke en een dunne fractie. De dikke fractie zetten we via droging om in droge meststoffen. Voor dit droogproces gebruiken we enkel warmte en stroom die we zelf produceren”, licht Ben Leroy toe. “Van de dunne fractie maken we via indamping ammoniakwater. Verbrandingsinstallaties gebruiken dit ammoniakwater om stikstof (NOX) uit hun rookgassen te filteren (deNOX), zoals AdBlue in wagens. Daarmee reiken we hen een groen en 100% circulair alternatief aan voor de traditionele fossiele deNOX-materialen die ze vandaag op de markt vinden.”
Uit de reststroom wordt tot slot ook het water gezuiverd en gerecupereerd. Dit water wordt op de site in Kallo ingezet voor de reiniging van de vrachtwagens en de verschillende procesinstallaties, waardoor de site haar gebruik van drinkwater met meer dan 50% kon terugdringen. “Het water dat we zelf niet kunnen gebruiken, wordt in het oppervlaktewater geloosd, maar we mogen het in droge periodes ook ter beschikking stellen als irrigatiewater ”, voegt Ben Leroy nog toe.
Duidelijke normen voor zeer zorgwekkende stoffen
De geplande investeringen tonen het engagement van het bedrijf en het geloof in een duurzame toekomst voor organisch-biologisch afval. Maar het bedrijf ziet ook enkele grote uitdagingen op haar pad. Eén daarvan is de groeiende bezorgdheid rond zeer zorgwekkende stoffen. “Alle inkomende stromen worden grondig geanalyseerd en gecontroleerd om zeker te zijn dat alle geldende normen, zoals Vlarema, worden gerespecteerd”, verklaart Ben Leroy.
Door de huidige PFAS-crisis wil het nieuwe Vlarema 9 anticiperen op de aanwezigheid van andere zeer zorgwekkende stoffen. Helaas wordt er nergens gespecifieerd over welke stoffen dit gaat, en wat de toelaatbare drempels hiervoor zijn. Afval- en recyclagebedrijven kunnen hier dus ook niet zelf op gaan controleren, maar lopen wel het risico dat Afdeling Handhaving plots naar ‘nieuwe’ stoffen gaat meten en bij de minste detectie zal handhaven. Dit terwijl de vervuiling niet bij het recyclagebedrijf ontstaat, maar bij de afvalproducent.
“Er is nood aan rechtszekerheid, zoals we dat vandaag ook hebben voor PFAS”, zegt Ben Leroy. “Dankzij de inspanningen van ons bedrijf samen met de federatie beschikken we nu als één van de weinige sectoren over een duidelijk normenkader voor PFAS. Zo kunnen we in de sector hierop meten en gericht actie ondernemen."
Diezelfde normering is ook nodig voor andere zeer zorgwekkende stoffen, en dat niet alleen in onze sector, maar ook vooraan in de keten waar de vervuiling ontstaat.
Met overleg naar een getrapte afbouw van steunmechanisme
Een andere uitdaging voor de vergistingsinstallaties in Vlaanderen is de invoering van de overwinstbelasting op federaal en het mogelijks drastisch terugschroeven van de groenestroom- en warmtekrachtcertificaten op Vlaams niveau. De sector begrijpt dat er ingrepen nodig zijn, gezien de situatie op de energiemarkten. Maar het valt te betreuren dat deze zonder overleg en zonder rekening te houden met de huidige kosten snel lijken te worden ingevoerd. “Door deze ingrepen, dienen we onze prijzen aan de poort op te trekken. En dat zal gevolgen hebben. Afval volgt doorgaans de weg van de laagste verwerkingsprijs, of dat nu duurzaam is of niet op vlak van transport. Er bestaat dus een reële kans dat er op termijn heel wat organisch-biologisch afval zal verdwijnen naar andere regio’s met hogere ondersteuning en dus lagere verwerkingstarieven, zoals Wallonië, Nederland, Frankrijk of Duitsland”, vreest Ben Leroy.
Met overleg en een getrapte aanpak kunnen we vermijden dat Vlaams organisch-biologisch afval een grotere CO2-voetafdruk krijgt en dat de capaciteit van groene stroom en groen gas in onze regio krimpt. Want dat zou het tegengestelde effect genereren, dan wat deze maatregelen in de kern net beogen.
Reactie toevoegen